Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt ze geplant, zij zijn ook ingeworteld, zij [4]gaan voort, ook [5]dragen zij vrucht; Gij zijt [wel] [6]nabij in hun mond, maar verre van hun [7]nieren. 4. Dat is, schieten op, wassen daarheen, breiden zich uit. 5. Hebreeuws, maken zij; zie Ps.1:3, en Hos.8:7. 6. Zij spreken en roemen van U. Zie Jes.29:13; Matth.15:8. 7. Zie boven hfdst.11 vs.20.